fiscale retroactiviteit bij herstructureringen
Fiscaliteit & Accounting08 april, 2022

Fiscale retroactiviteit bij herstructureringen nu verduidelijkt

De minister maakt komaf met de administratieve praktijk die fiscale retroactiviteit bij herstructureringsverrichtingen beperkt tot zeven maanden (in normale omstandigheden). Hij trekt de ruimere boekhoudkundige retroactiviteit waarin het WVV nu voorziet, nu toch door voor fiscale doeleinden.

Een belangrijk element bij herstructureringsverrichtingen is het bepalen van de datum waarop de herstructurering boekhoudkundig en fiscaal uitwerking krijgt. Het is immers vanaf die datum dat de handelingen van de overgenomen of inbrengende vennootschap boekhoudkundig en fiscaal worden toegerekend aan de overnemende of inbrenggenietende vennootschap.

Boekhoudkundige retroactiviteit: W.Venn. versus WVV

Het oude Wetboek van vennootschappen legde geen beperking op aan de retroactieve werking voor boekhoudkundige doeleinden. De algemene consensus was echter dat men een boekhoudkundige retroactiviteit over balansdatum moest vermijden. Sinds de invoering van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (WVV), dat op 1 mei 2019 in werking getreden is, wordt de beperking van de boekhoudkundige retroactiviteit bij een herstructurering van vennootschappen wettelijk verankerd. Zo wordt de boekhoudkundige retroactiviteit begrensd tot de eerste dag na de afsluiting van het boekjaar waarvoor de jaarrekening al is goedgekeurd. Juridische retroactiviteit is voor alle duidelijkheid nog steeds niet mogelijk. Het vermogen van de betrokken vennootschap gaat pas ten vroegste over nadat de beslissing door de algemene vergadering om te herstructureren, is genomen. Een uitgesteld juridisch effect is wél mogelijk (bv. door te stellen dat een fusie- of splitsingsbesluit op een latere datum uitwerking krijgt, of pas na het vervullen van een opschortende voorwaarde). In die hypothese zou ook de boekhoudkundige uitwerking kunnen worden uitgesteld tot het tijdstip waarop de herstructureringsverrichting juridisch in werking treedt. Het WVV lijkt dat niet uit te sluiten.

Fiscale retroactiviteit: slechts zeven maanden?

In de praktijk achtte de fiscus retroactiviteit voor fiscale doeleinden aanvaardbaar wanneer (i) de retroactieve werking overeenstemt met de werkelijkheid en betrekking heeft op een korte periode, en (ii) ze de juiste toepassing van de belastingwetgeving niet in de weg staat. De fiscus interpreteert een korte periode als een termijn die – in normale omstandigheden – niet langer is dan zeven maanden (aangaande retroactiviteitsclausules in een fusie- of splitsingsvoorstel).

Op basis van het WVV zou boekhoudkundige retroactiviteit nu worden toegestaan voor een termijn van meer dan zeven maanden, maar fiscaal zou de retroactieve werking dan toch beperkt worden tot maximaal zeven maanden. Veronderstel dat twee binnenlandse vennootschappen (die een boekhouding voeren per kalenderjaar) besluiten te fuseren op 31 augustus 2022. Volgens het WVV kan de fusie boekhoudkundig in werking treden op 1 januari 2022 (eerste dag na afsluiting van het boekjaar waarvoor de jaarrekening al goedgekeurd is). Maar als de fiscus zou blijven vasthouden aan de genoemde maximumtermijn van zeven maanden, dan zou de ruimere boekhoudkundige retroactiviteit, zoals opgenomen in het WVV, in de (fiscale) praktijk zonder voorwerp blijven.

Echter, de beperking van de fiscale retroactiviteit tot zeven maanden is uitsluitend gebaseerd op een administratief standpunt, zoals opgenomen in de administratieve commentaren (Com. IB). Een wettelijke grondslag heeft die maximumtermijn van zeven maanden dus niet. Bijgevolg kan men zich evenzeer afvragen of de fiscus een retroactieve werking van meer dan zeven maanden nu toch zal moeten aanvaarden, met verwijzing naar het WVV als gemeenrecht, dat primeert omdat het WIB 92 niet voorziet in enige afwijking. In dat verband kan worden opgemerkt dat de rulingdienst (Dienst Voorafgaande Beslissingen) al meerdere rulings heeft afgeleverd waarin werd besloten tot een fiscale retroactiviteit van meer dan zeven maanden. Die langere termijn werd aanvaardbaar geacht rekening houdend met de uitzonderlijke omstandigheden in de voorliggende situaties (bv. de redelijke tijd die nodig was om te kunnen voldoen aan alle buitenlandse vennootschapsrechtelijke procedures in geval van een grensoverschrijdende herstructureringsverrichting). Een fiscale retroactiviteit van meer dan zeven maanden (in uitzonderlijke omstandigheden) was dus al mogelijk als uitzondering op de ‘algemene’ beperking van zeven maanden (in normale omstandigheden).

Minister brengt verduidelijking

In een parlementaire vraag werd de minister verzocht te bevestigen dat de boekhoudkundige retroactiviteit, zoals geregeld door het WVV, ook kan worden doorgetrokken voor fiscale doeleinden. Dat is ook wat de minister nu heeft gedaan in zijn antwoord op de parlementaire vraag, al blijkt zijn bevestiging slechts impliciet uit een zeer wollige respons. Daarin herhaalt de minister dat de boekhoudkundige retroactiviteit voortaan wordt geregeld door het WVV, en dat die bepalingen geen wijziging inhouden van de fiscale wetgeving (logisch, want die is er niet wat betreft retroactiviteit). Daarnaast benadrukt de minister dat de fiscus enkel rekening kan houden met de retroactiviteit in vennootschapsakten mits ze overeenstemt met de werkelijkheid en geen afbreuk doet aan de fiscale wetgeving (die van openbare orde is).

De maximumtermijn van zeven maanden (die ‘tot nu toe’ door de fiscus werd gehanteerd in normale omstandigheden) wordt niet langer vermeld door de minister als voorwaarde. In principe kon de minister niet anders vanuit een wettelijk oogpunt (omdat het fiscaal recht, bij gebrek aan een uitdrukkelijke afwijking in het WIB92, het WVV als gemeenrecht volgt), maar toch is deze (zij het impliciete) bevestiging welgekomen.

Bron: Fiscale Actualiteit op monKEY. Minister verduidelijkt fiscale retroactiviteit bij herstructureringen - Pieter-Jan WOUTERS EY Tax Consultants

Ontdek monKEY
Back To Top