Verrekening onder het huidige recht
Artikel 17 van het Wetboek Successierechten voorziet in een mildering via een mechanisme van verrekening. De Vlaamse Codex Fiscaliteit (hierna afgekort: ‘VCF’) heeft dit principe geïncorporeerd in artikel 2.7.5.0.4 VCF. Volgens deze bepaling worden de Belgische successierechten immers verminderd met de belasting die geheven is in het land waar het onroerend goed gelegen is. De vermindering mag nooit meer bedragen dan het pro rata van de in België verschuldigde successierechten dat betrekking heeft op het buitenlands onroerend goed. Als de in het buitenland betaalde belasting op erfenissen meer bedraagt dan de Belgische successierechten op het buitenlands onroerend goed, dan zijn er geen Belgische successierechten op het buitenlands onroerend goed verschuldigd. Bedraagt de in het buitenland betaalde belasting op erfenissen minder dan de Belgische successierechten op het buitenlands onroerend goed, dan is voor de Belgische successierechten enkel het verschil in méér verschuldigd.
Deze verrekening speelt wel alleen als er ook effectief belasting is geheven en betaald in het buitenland. De erfgenamen moeten aan de Belgische fiscus de volgende documenten voorleggen:
- een gedateerd betalingsbewijs van de in het buitenland betaalde belasting;
- een door de buitenlandse fiscus eensluidend verklaard afschrift van de aangifte en de berekening van de buitenlandse belasting.
Bovenvermeld verrekeningsmechanisme geldt niet voor roerende goederen. Bij overlijden van een Belgisch rijksinwoner met buitenlands roerend vermogen bestaat bijgevolg het risico op dubbele belasting. Een Belgisch rijksinwoner die bijvoorbeeld aandelen in een Spaanse vennootschap of een Spaanse bankrekening erft, zal – in principe – zowel belasting verschuldigd zijn in Spanje als in België.
Kan een Belgisch rijksinwoner op geen andere manier dubbele belasting vermijden op buitenlands roerend vermogen dat hij erft? In sommige gevallen zal de Belgische rijksinwoner zich kunnen beroepen op een verdrag. Helaas heeft België alleen een verdrag met Frankrijk en Zweden tot voorkoming van dubbele aanslag voor belastingen op erfenissen. [Zweden heeft inmiddels de heffing van successierechten afgeschaft, waardoor in de praktijk enkel nog het verdrag met Frankrijk wordt toegepast.]
Wanneer de buitenlandse belasting op het roerend vermogen de aard heeft van een vermogensbelasting (boedelbelasting die voorafgenomen wordt op de nalatenschap) en niet van een successierecht in de strikte zin (die geheven wordt op wat elke erfopvolger persoonlijk erft), dan mag die buitenlandse belasting wel opgenomen worden in het passief van een nalatenschap (waardoor de belastbare grondslag vermindert). Onder andere de US Federal Estate Tax, de Canadese Estate Tax en de Britse Inheritance Tax worden als ‘boedelbelasting’ aanzien.
Het Grondwettelijk Hof oordeelt tot discriminatie
Naar aanleiding van een rechtszaak oordeelde het Grondwettelijk Hof dat het verschil op een objectief criterium berust maar niet langer redelijk verantwoord is. Het Hof besluit dat artikel 17 van het Wetboek Successierechten in strijd is met het gelijkheidsbeginsel in de Grondwet “voor zover het niet erin voorziet dat als de nalatenschap van een Belgisch rijksinwoner ook in het buitenland aangehouden roerende goederen omvat, de in België opvorderbare successierechten op die goederen verminderd worden met de buitenlandse successierechten op die goederen”. Het Grondwettelijk Hof benadrukt dat rechters in komende of hangende gedingen zelf mogen beslissen om het verrrekeningsmechanisme ook toe te passen op de in het buitenland gelegen roerende goederen. Het Hof spreekt zich niet uit over artikel 2.7.5.0.4 VCF in Vlaanderen. Het hoeft geen betoog dat dezelfde redenering hier opgaat.
Vlabel volgt
De Vlaamse Belastingdienst (hierna afgekort: ‘Vlabel’) bevestigde in een recent standpunt dat zij in fase taxatie, bezwaar of in geval van verzoek tot ambtshalve ontheffing (desgevallend ook buiten de termijn van 5 jaar) rekening zal houden met deze rechtspraak van het Grondwettelijk Hof. Belastingplichtigen hebben bijgevolg ook de mogelijkheid teruggave te vorderen van in het verleden betaalde erfbelasting.In navolging van dit arrest en in afwachting van een decretale oplossing interpreteert Vlabel de in artikel 2.7.5.0.4 VCF gebruikte term “erfbelasting” in de ruime zin, m.a.w. in de zin van “belasting geheven omwille van het overlijden”. Hierdoor heft Vlabel haar standpunt 15121 op waardoor de buitenlandse vermogensbelasting (de boedelbelasting die voorafgenomen wordt op de nalatenschap) niet langer mag worden opgenomen in het passief van een nalatenschap. Logischerwijze zal de verrekening slechts mogelijk zijn voor zover de betrokken roerende goederen werden aangegeven of toegevoegd aan het actief van de nalatenschap voor de berekening van de erfbelasting.
De praktijk wijst verder uit hoe Vlabel haar standpunt in de praktijk zal toepassen, en hoe zij zal omgaan met een vraag tot teruggave van in het verleden betaalde erfbelasting. Voor de teruggave (‘ambsthalve ontheffing’) geldt in principe een termijn van 5 jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de erfbelasting is gevestigd.
Besluit
In navolging van het arrest van het Grondwettelijk Hof genieten niet alleen onroerende maar ook roerende buitenlandse goederen van het verrekeningsmechanisme om dubbele belasting te vermijden. Tot op heden is er geen wetsbepaling die dubbele belasting op erfenissen op in het buitenland gelegen roerende goederen verhindert, met uitzondering van het verdrag met Frankrijk en de ‘boedelbelasting’ die in Brussel en Wallonië nog mag opgenomen worden in het passief van de nalatenschap. De wetboeken – zowel federaal als Vlaams – moeten in overeenstemming gebracht worden met het arrest van het Grondwettelijk Hof van 3 juni 2021. In afwachting hiervan liet Vlabel al weten dat zij rekening houdt met deze rechtspraak.Auteur: Muriel Desmedt, BDO Accountants & Belastingadviseurs