In het Bestendig Handboek Distributierecht herschreef Dirk Noels recent de bijdrage over “de commissieovereenkomst”. Hierin worden de verscheidene aspecten van dit handelscontract behandeld (ontstaan, rechten en plichten van partijen, zekerheden, einde) en worden voorts ook de specifieke commissionairs besproken.
Distributierecht. De commissieovereenkomst.
De commissieovereenkomst is het schoolvoorbeeld van middellijke vertegenwoordiging in handelszaken.
De handelstussenpersoon van de “commissionair” stelt tegen vergoeding ("commissie”) in eigen naam maar voor rekening van een opdrachtgever handelsdaden. Artikel 12 van de wet van 5 mei 1872 betreffende het Handelspand geeft van deze handelsfiguur slechts een summiere definitie: "Commissionair is hij die op zijn eigen naam of onder een maatschappelijke naam handelt voor rekening van een opdrachtgever”, die de rechtspraak en rechtsleer later hebben aangevuld met beginselen uit de lastgeving en de handelsgebruiken.
Commissionairs treft men doorgaans aan in het internationale handelsverkeer, bij de aan- of verkoop van goederen, beursoperaties, de verzending en/of ontvangst van vervoerde goederen. Zo spreekt men van onder meer goederencommissionairs belast met de aankoop of verkoop van koopwaar, van commissionairs inzake beursverrichtingen of van commissionair-expediteurs. Daarnaast kent het douanerecht ook de ‘indirecte vertegenwoordiger’.
Het onderscheid tussen de ‘interne’ en de externe rechtsverhouding.
M.b.t. de commissionairsverbintenissen maakt men een onderscheid tussen de 'interne' (commissionair/opdrachtgever) en de 'externe' rechtsverhouding(en) (commissionair/derde-medecontractant(en)). De ‘interne verhouding’ betreft het eigenlijke commissiecontract en daar gelden de rechtsregels eigen aan de commissieovereenkomst. De 'externe verhouding' slaat dan weer op het voorwerp van de commissieovereenkomst, m.n. het in eigen naam met derde(n) sluiten van één (of meerdere) “beoogde overeenkomst(en)” én het daarbij stellen van welbepaalde rechtshandelingen met deze derde(n). De middels het commissiecontract “beoogde overeenkomst” wordt uitsluitend beheerst door de voor dit contract geldende rechtsregels van wel of niet dwingende aard.
Bij een commissieovereenkomst zijn steeds minimaal drie partijen betrokken: een opdrachtgever, een commissionair én een derde-medecontractant én er zijn in principe twee onderscheiden overeenkomsten, elk met hun eigen rechtsregels. Enkel de commissionair is bij zowel het commissiecontract als bij de beoogde overeenkomst een contractpartij. De principaal en de derde-medecontractant zijn (en blijven) dan weer juridisch “vreemden” voor elkaar. Dit betekent o.m. dat enkel de commissionair rechtsvorderingen m.b.t. de beoogde overeenkomst kan stellen.
In de interne commissieverhouding rusten op de commissionair de volgende plichten: a. de aanvaarde opdracht correct uitvoeren; b. de beoogde overeenkomst tot stand brengen en toezien op de uitvoering; c. informatieplicht; d. verantwoordingsplicht; e. belangenvermengings- en substitutieverbod; f. geheimhoudingsplicht. De principaal heeft drie contractuele verplichtingen: a. het commissieloon betalen, b. indien verzocht, een (kosten)voorschot betalen en c. de commissionair vrijwaren voor de gevolgen van de beoogde overeenkomst.
Het commissionairsvoorrecht (artikel 14 van de wet van 5 mei 1872).
Tot zekerheid van de verbintenissen uit het commissiecontract heeft de commissionair een voorrecht en een retentierecht op alle goederen die hij ingevolge zijn opdracht onder zich heeft of die in zijn bezit zijn naar aanleiding van andere verknochte commissieverrichtingen voor rekening van dezelfde committent. Dit voorrecht is gesteund op een stilzwijgende inpandgeving.
Alle schuldvorderingen uit de commissieopdracht vallen onder het commissionairsvoorrecht, dat dus slaat op het commissieloon, alle kosten en alle voorschotten en betalingen door de commissionair, zonder een onderscheid te maken tussen een eerdere dan wel de betreffende opdracht. Het voorrecht wordt gewaarborgd door alle goederen die de principaal in het bezit van de commissionair stelt, ook wanneer die schuldvorderingen betrekking hebben op andere of eerdere commissieopdrachten van dezelfde principaal: er is dus geen verband vereist tussen de schuldvordering en het voorwerp waarop het voorrecht wordt uitgeoefend. Voor het tot stand komen en voort bestaan van het voorrecht is vereist a. dat de commissionair in het bezit is van de koopwaar én b. dat hij dit bezit heeft behouden, hetzij in eigen handen, hetzij bij een overeengekomen derde, hetzij op grond van een goederen vertegenwoordigende titel. Het commissionairsvoorrecht ontstaat de jure door het loutere feit van de in bezit name 'ingevolge de daad zelf van de toezending, de bewaargeving of de consignatie'.
Op de commissionair rust geen plicht tot eigendomsonderzoek, zodat het commissionairsvoorrecht ook kan slaan op koopwaar van een derde. Voorwaarde is hier evenwel dat de commissionair bij in de bezit name er te goeder trouw mocht van uitgaan dat zijn opdrachtgever eigenaar was, minstens over de goederen mocht beschikken (en hij deze de goederen dus kon in pand geven). Eenmaal het voorrecht gevestigd, kan de commissionair het privilege dan ook tegenwerpen aan de verus dominus. Een commissionair geniet hier van het voordeel van artikel 2279 Burgerlijk Wetboek. Een latere goederenverkoop of een beding van eigendomsvoorbehoud tasten het commissionairsvoorrecht niet aan.
Het commissionairsvoorrecht wordt uitgeoefend volgens de pandverzilveringsprocedure cfr. de artikelen 4 tot en met 8 van de wet van 5 mei 1872 op het Handelspand. Het betreft een ‘expeditieve’ procedure op eenzijdig verzoekschrift.
Niets belet een commissionair en zijn principaal om ook een conventioneel pand te vestigen. Onder de Nieuwe Pandwet[424] zal hiervoor de pandverzilveringsprocedure dan wel anders verlopen.
Slotbeschouwing.
De in het Bestendig Handboek Distributierecht besproken commissionairs (goederencommissionairs, commissionairs inzake beursverrichtingen, commissionair-expediteurs en indirecte douanevertegenwoordigers) zijn en blijven ook in het huidige handelsverkeer een cruciale -vaak juridisch, complexe - rol als handelstussenpersoon spelen.
Jura-abonnee?
Lees deze bijdrage rechtstreeks in Jura
Auteur
Dirk Noels