Verliezen uit een activiteit die forfaitair belast wordt, mogen niet verrekend worden met de inkomsten uit een activiteit die volgens de gewone regels belast wordt, oordeelt het Hof van Cassatie. Het Hof maakt daarmee een einde aan een duidelijke tendens in de lagere rechtspraak om zo’n verliescompensatie toch toe te staan.
De forfaitaire bepaling van de winsten of baten van een belastingplichtige in de personenbelasting, is een bijzonder bewijsmiddel van de fiscus. Het is van toepassing als de belastingplichtige of de fiscus over geen bewijskrachtige gegevens beschikken om het resultaat van de onderneming vast te stellen. Daarbij legt de fiscus in overleg met de beroepsgroeperingen forfaitaire grondslagen van aanslag vast. In de praktijk worden meestal de aankoopfacturen die zijn gerelateerd aan de verkochte goederen of diensten, als basis genomen om de brutowinstmarge vast te stellen.
De gemaakte kosten zijn daarbij slechts aftrekbaar als zij kunnen worden bewezen volgens de regels van artikel 49 WIB 92 (de forfaitaire regelingen laten dus zelf expliciet de aftrek van reële kosten toe). Maar ook de beroepskosten die niet met bewijsstukken kunnen worden gestaafd, kunnen op vaste bedragen worden vastgesteld.
Bakker heeft hogere kosten dan forfaitaire inkomsten
Een belastingplichtige oefent als nevenactiviteit en bijberoep de activiteit van verkoper van brood uit. De omzet van zijn activiteit wordt op basis van de forfaitaire winstberekening van bakkers vastgesteld. Maar de kosten van die activiteit overtreffen volgens de belastingplichtige de inkomsten, waardoor er een exploitatieverlies ontstaat (van bijna € 6 500 per jaar, t.o. een brutowinst van goed € 1 500). De fiscus op zijn beurt verwerpt het verlies omdat de boekhouding van de belastingplichtige niet bewijskrachtig zou zijn. In een arrest van 25 februari 2022 stelt het Hof van Cassatie dat het exploitatieverlies dat voortkomt uit de nevenactiviteit, niet met de inkomsten van de hoofdactiviteit mag worden gecompenseerd. Het te compenseren verlies moet verantwoord worden op basis van reële inkomsten, aldus het Hof. De compensatie van verliezen uit de ene activiteit met de inkomsten uit de andere activiteit is dus niet van toepassing op verliezen uit een activiteit met forfaitair vastgestelde inkomsten.
Het hof van beroep te Bergen had in zijn eerdere arrest van 5 december 2018 gesteld dat geen van de relevante wettelijke bepalingen uitsluit dat verliezen die voortkomen uit een forfaitaire activiteit, in mindering worden gebracht van andere beroepsinkomsten. En er is ook niets op tegen dat het verlies vastgesteld wordt op basis van forfaitair bepaalde inkomsten enerzijds en bewezen kosten anderzijds. Maar dat arrest wordt nu dus vernietigd.
Tot nu toe grote meerderheid in rechtspraak vóór verrekening
In het verleden hebben verschillende Nederlandstalige hoven van beroep in dezelfde zin als het Bergense hof geoordeeld en dus het tegenovergestelde standpunt als dat van Cassatie ingenomen. Die hoven stellen dat het berekenen van het belastbare resultaat aan de hand van een forfaitaire aanslagregeling wel degelijk in een fiscaal aftrekbaar verlies kan resulteren. Het loutere feit dat het belastbaar inkomen van een belastingplichtige op forfaitaire wijze wordt vastgesteld, doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om beroepsverliezen in mindering te brengen. Het is niet omdat een brutowinst is vastgesteld op forfaitaire grondslagen dat daarvan geen bewezen kosten afgetrokken kunnen worden. Noch artikel 23, § 2 WIB 92, noch artikel 342 WIB 92 voorzien in een beperking van de kosten die op grond van artikel 49 WIB 92 in rekening kunnen worden gebracht. De toepassing van het forfaitaire stelsel, dat impliceert dat de belastingplichtige over geen bewijskrachtige boekhouding beschikt, sluit niet uit dat de belastingplichtige zijn beroepskosten in mindering kan brengen op de manier zoals vastgelegd in het toepasselijke forfait, aldus de redenering van die hoven.
Maar daar is het Hof van Cassatie het dus niet mee eens, zo blijkt nu. Het forfaitaire systeem van belastingheffing is overigens een uitdovend verhaal. Er komt een definitief eind aan vanaf 1 januari 2028 en nieuwe belastingplichtigen kunnen sinds 1 januari 2022 niet langer instappen in het forfaitaire systeem. De FOD Financiën verwijst daarvoor naar het nieuwe wetboek economisch recht, dat bepaalt dat alle ondernemingen een boekhouding moeten voeren. De discussie uit het cassatiearrest blijft dus nog enkele jaren relevant voor de fiscale praktijk.
Auteur: Herman DE CNIJF directeur Fiscale Hogeschool, belastingconsulent
Bron: Fiscale Actualiteit op monKEY - de meest gespecialiseerde databank voor tax, finance & accountancy professionals.