[...]
Uit het zittingsblad blijkt niet dat de zaken zijn verlopen zoals de partijdeskundige heeft geschetst. Bijgevolg is niet aangetoond dat de magistraat blijk zou hebben gegeven van een welwillendheid jegens de moeder die in het nadeel zou hebben gespeeld van Karrar. Karrar trekt naar Straatsburg. In zijn arrest van 31 augustus 2021 wijst het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) de klacht met betrekking tot de partijdeskundige af als ontoelaatbaar.
[...]
De klacht met betrekking tot het bezoek vanvde voorzitter aan de moeder is wel toelaatbaar.
[...]
In deze zaak stelt het EHRM vast dat de voorzitter de moeder van de slachtoffers voor het proces heeft opgebeld en bezocht, zonder dat Karrar en zijn advocaat daarvan wisten, en zonder dat iemand anders daarbij aanwezig was. De magistraat zelf houdt voor dat hij slechts hoffelijk is geweest en de moeder goede moed heeft gewenst voor het nakende proces; Karrar houdt voor dat de voorzitter zijn medeleven heeft betuigd. Het EHRM erkent uitdrukkelijk dat het uitdrukken van eenvoudige gevoelens van hoffelijkheid of medeleven niet gelijk staat aan vooringenomenheid, en integendeel bevestigt dat justitie ook menselijk kan zijn. De voorzitter heeft echter eenzijdig om het bezoek gevraagd en dat bezoek is doorgegaan buiten aanwezigheid van wie dan ook,
en op die manier stelt de voorzitter zich bloot aan kritiek. En ook al is dan niet bewezen dat de voorzitter al zijn oordeel had gevormd over de schuld van Karrar, kan zo toch een objectieve
vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid ontstaan. Dat de voorzitter met het plaatsbezoek handelde binnen zijn bevoegdheden onder artikelen 255 en 281 Sv., doet daaraan geen afbreuk. Het EHRM meent dat artikel 6 § 1 van het EVRM is geschonden, en dat de vaststelling van die schending volstaat om de morele schade van Karrar te vergoeden.