Auteurs, uitvoerende kunstenaars, uitgevers, producenten, werkgevers en opdrachtgevers moeten bij het sluiten en uitvoeren van exploitatiecontracten voortaan rekening houden met nieuwe regels zoals het recht op een passende en evenredige vergoeding, een transparantieplicht, een aanvullende vergoeding in geval van succes en een exploitatieplicht gekoppeld aan een herroepingsrecht. Helaas zorgen de nieuwe regels voor onzekerheden, niet in het minst met betrekking tot de afbakening van het begrip ‘exploitatiecontract’. Joris Deene geeft een overzicht van de veranderingen in het auteursrecht en hoe deze voor de praktijk gevolgen zullen hebben in Jura. Lees hier een extract van zijn uiteenzetting:
I. HET AUTEURSRECHT EN HET GOEDERENRECHT
1. Het auteursrecht ontstaat door een rechtsfeit:
de creatie van een ‘werk van letterkunde of kunst’ (art. XI.165 §1 WER).Een dergelijk werk impliceert ten eerste een oorspronkelijk voorwerp dat een eigen intellectuele schepping van de auteur ervan is, en ten tweede vereist het dat die schepping nauwkeurig en objectief wordt uitgedrukt. Is aan de werkvereiste voldaan, dan ontstaan van rechtswege een aantal exclusieve auteursrechten. Deze auteursrechten grijpen in op het ‘werk’ (ook wel corpus mysticum genoemd) dat een onlichamelijk voorwerp (art. 3.40 BW) en goed (art. 3.41 BW) is. Zij regelen dan ook in principe niet het lot van de drager waarin het corpus mysticum wordt belichaamd (ook wel corpus mechanicum genoemd) dat een lichamelijk voorwerp en goed is.
Over de goederrechtelijke status van het auteursrecht (of ruimer: de intellectuele rechten) is al veel inkt gevloeid: betreft het een eigendomsrecht dan wel een sui generis zakelijk recht? Volgens de Belgische wetgever is de definitie van het eigendomsrecht (art. 3.50 BW) neutraal ten aanzien van de goederen die het voorwerp kunnen uitmaken van een eigendomsrecht. Het eigendomsrecht is dan ook niet beperkt tot lichamelijke goederen en kan ook op beperkte zakelijke rechten of schuldvorderingen slaan. In die zin kan verdedigd worden dat de exclusieve rechten die door het auteursrecht worden toegekend als een eigendomsrecht kwalificeren.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde reeds meermaals dat het auteursrecht als eigendom (possession) moet aanzien worden en dus bescherming geniet onder het eerste protocol bij het EVRM (bescherming van eigendom / protection of property)5 . Artikel 17.2 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie stelt in de zelfde zin dat ‘intellectuele eigendom is beschermd’ in het kader van het recht op eigendom. Het Europees Hof van Justitie wees er in een aantal arresten dan ook op dat het auteursrecht als grondrecht bescherming geniet6 . Wel moeten worden benadrukt dat artikel 3.2 BW het principe van subsidiariteit proclameert en bepaalt dat de bepalingen van Boek 3 BW (het goederenrecht) geen afbreuk doet aan de bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op bepaalde goederen, waaronder de intellectuele eigendomsrechten (zoals het auteursrecht). In die zin kan het auteursrecht nog steeds als een sui generis zakelijk recht worden aangemerkt. Het auteursrecht geldt immers niet eeuwigdurend (maar is beperkt tot het leven van de auteur en 70 jaar na zijn overleden), kent tal van beperkingen (uitzonderingen) en bevat ook een persoonlijkheidsdimensie.
2. De auteursrechten worden traditioneel onderverdeeld in de vermogensrechten (art. XI.165, §1 WER) en de morele rechten(art. XI.165, §2 WER).
Het Belgisch recht huldigt de zogenaamde dualistische visie, waarbij het lot van de vermogensrechten los staat van dat van de morele rechten. De vermogensrechten maken deel uit van het vermogen van een persoon (art. 3.35 en 3.41 BW); de morele rechten behoren niet tot het vermogen. De auteursrechtelijke vermogensrechten zijn onlichamelijke (art. 3.40 BW) roerende rechten (art. XI.167 §1 lid 1, eerste zin WER) of goederen (art. 3.46 BW). Het Belgische auteursrecht kent een antropocentrische benadering. De auteursrechten komen ab initio steeds toe aan de auteur, zijnde de fysieke persoon die het werk heeft gecreëerd (art. XI.170 WER). Wil een derde deze rechten verwerven dan moet hierover gecontracteerd worden met de auteur. De auteursrechten op een werk gecreëerd in opdracht of in het kader van een arbeidsovereenkomst komen dus niet automatisch toe aan de opdrachtgever of de werkgever. De wet heeft wel drie vermoedens van overdracht ingevoerd. Zo dragen de auteurs van een audiovisueel werk hun audiovisuele exploitatierechten over aan de filmproducent, dit behoudens andersluidend beding (art. XI.182 WER) en wordt de werkgever geacht verkrijger te zijn van de vermogensrechten met betrekking tot databanken die niet in de culturele sector zijn gemaakt (art. XI.187 WER) of computerprogramma’s (art. XI.296 WER), voor zover gemaakt door werknemers of ambtenaren bij de uitoefening van hun taken of in opdracht/volgens de onderrichtingen van hun werkgever, dit tenzij andersluidende contractuele of statutaire bepaling.
II. HET AUTEURSRECHT EN HET CONTRACTENRECHT
3. De vermogensrechten kunnen worden overgedragen of in een gewone of exclusieve licentie worden ondergebracht (art. XI.167 §1 lid 1, tweede zin WER).
In het geval van een overdracht wordt de overnemer houder/titularis/eigenaar van de overgedragen vermogensrechten; hij kan het werk gebruiken en exploiteren. Indien de overnemer de rechten verkrijgt van een auteur spreekt men van de auteursrechthebbende. Een overdracht sluit dicht aan bij de figuur van een schenking of verkoop; de vermogensrechten verlaten het patrimonium van de overdrager en komen in het patrimonium van de overnemer8 . Deze overdracht kan trouwens geheel of gedeeltelijk zijn (art. XI.167 §1 lid 1, tweede zin WER). Zo kunnen bepaalde vermogensrechten worden overgedragen (bijv. het recht om een manuscript als boek uit te geven) maar kunnen de andere...
Verder lezen?
Joris Deene geeft een overzicht van de veranderingen in het auteursrecht en hoe deze voor de praktijk gevolgen zullen hebben in Jura. Hij belicht volgende aspecten:
- Het auteursrecht en het goederenrecht
- Het auteursrecht en het contractenrecht
- Exploitatieovereenkomsten
- Dwingend recht
- Vergoeding
- Transparantieverplichting
- Succesclausule
- Exploitatieplicht en herroepingsrecht
- Collectieve overeenkomsten
- Software
- Inwerkingtreding