Het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag en de alternatieven voor het einde van de loopbaan zijn grondig aan het veranderen als gevolg van het regeerakkoord. Rudi Delarue, voorzitter van de Nationale Arbeidsraad, licht het kader van deze evolutie toe in het voorwoord van de editie 2025 van het jaarboek dat aan deze thema’s is gewijd en beschikbaar is op Jura.
Rudi Delarue over het veranderende loopbaanlandschap na het regeerakkoord
Rudi Delarue
Rudi Delarue is sinds mei 2020 voorzitter van de Nationale Arbeidsraad.
Van 2013 tot 2020 werkte hij bij de Europese Commissie, Directoraat-generaal Werkgelegenheid en Sociale Zaken, als adjunct-hoofd van de eenheid Internationale Zaken. Hij was onder meer betrokken bij de sociale dimensie van de handelsakkoorden van de Europese Unie, bij de Brexit, en bij de activiteiten van de EU binnen de IAO, de OESO, de Raad van Europa, de Verenigde Naties, de G20 en de G7.
Daarvoor was hij van 2008 tot 2013 directeur bij het Internationaal Arbeidsbureau. Van 1999 tot 2008 was hij ambtenaar bij de Europese Commissie, waar hij bijdroeg aan de ontwikkeling van de Europese sociale dialoog, en vervolgens aan de uitwerking van de bijdrage van de Europese Unie aan de sociale dimensie van de mondialisering en de bevordering van waardig werk wereldwijd. Van 1987 tot 1999 was hij adviseur bij de studiedienst van het ACV. Hij is licentiaat in de rechten en behaalde het diploma Europese studies aan het Europacollege.
Een centraal thema in het sociaal overleg en het overheidsbeleid
De eindeloopbaan en de daarmee verbonden maatregelen, afspraken en praktijken zijn meer dan ooit actueel. Het is en blijft een kernthema van het sociaal overleg en dit op meerdere niveaus. Het is ook gekenmerkt door een grote dynamiek en evoluties.
Toename van collectieve arbeidsovereenkomsten en diversiteit aan praktijken
Tussen 2023 en juni 2025 werden er in de Nationale Arbeidsraad (NAR) 10 tijdelijke cao’s gesloten inzake eindeloopbaan. Eindeloopbaan is ook aanwezig in cao’s gesloten in sectoren en ondernemingen alsook in het personeelsbeleid van de ondernemingen. Het is relevant voor het overheidsbeleid omdat het verband houdt met uitkeringen en pensioenen.
De aandacht voor het loopbaaneinde houdt nauw verband met belangrijke maatschappelijke evoluties zoals de demografische ontwikkelingen die een grote impact hebben op de beschikbaarheid van inzetbaar personeel en de toenemende diversiteit in loopbanen en in arbeidsparticipatie. De budgettaire context en de financiering van de pensioenen zijn tevens zeer aanwezig.
Uitdagingen in verband met de verlenging van loopbanen en de diversiteit van loopbaantrajecten
De duur van de loopbanen neemt toe. Dit stelt uitdagingen voor levenslang werkbaar werk en de combinatie van privéleven en werk. Er is een grote diversiteit in loopbanen en daar moet rekening mee gehouden worden in de cao’s, afspraken en wetgeving. Denken we bijvoorbeeld aan lange loopbanen wegens vroege intrede op de arbeidsmarkt, aan sterk belastende arbeidsorganisatie zoals langdurige nachtarbeid, zware fysieke arbeid en aan werknemers met ernstige medische problemen.
De stijgende arbeidsparticipatie, in het bijzonder die van vrouwen, is een zeer relevante ontwikkeling met specifieke eigenheden. Zo zijn er de onvolledige loopbanen van een niet onbelangrijke groep vrouwen wegens zorgtaken. Die vrouwen konden, zeker in het verleden, niet altijd terugvallen op thematische verloven of goede en toegankelijke kinderopvang. Ze werkten of werken daarom deeltijds of bleven een aantal jaren weg van de arbeidsmarkt. Ondanks de gestage toename van de opname van ouderschapsverlof en andere zorgverloven door mannen maken vrouwen nog altijd de grootste groep uit in de opname van die verloven.
Naar een gecoördineerde hervorming van het SWT en het tijdskrediet
Bij einde loopbaan is het belangrijk te voorzien in evenwichtige, duidelijke, voorspelbare en praktisch toepasbare regelingen. Die moeten rekening houden met de evoluties en noodwendigheden in de concrete wereld van het werk en de sociale zekerheid. Dat is geen eenvoudige opgave voor de betrokken actoren namelijk ondernemingen, werknemers, sociale partners, de overheden, instellingen van sociale zekerheid, dienstverleners en practici van sociaal recht en personeelsbeleid.
Er is een coherente interactie nodig tussen de collectieve arbeidsovereenkomsten van de sociale partners en de regels van de overheid. Dit is geen eenvoudige opgave. Soms is er harmonie maar op andere momenten verloopt de interactie eerder op gespannen voet.
Zo bepaalde bijvoorbeeld het regeerakkoord van de Arizona regering dat het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT), met uitzondering van het SWT ingeval van erkende medische problemen, moest eindigen op het moment van het aantreden van de regering, namelijk begin 2025. Dat zorgde in de praktijk voor grote problemen voor ondernemingen en werknemers. Zo waren een aantal werknemers op het moment van het aantreden van de regering in opzeg met het oog op het ingaan van het SWT op een later moment. Daarnaast golden er nog NAR-cao’s over specifieke regelingen SWT tot eind juni 2025.
Gelukkig heeft de regering dit op aandringen van de Groep van 10 en de NAR rechtgezet door het inbouwen van een overgangsregeling. Haast en spoed zijn zelden goed voor het uitdokteren van werkbare regelingen in de wereld van het werk. Zowat iedere nieuwe regering blijkt dit telkens opnieuw uit het oog te verliezen.
Het SWT-stelsel is niet alleen gebaseerd op wetgeving maar ook op NAR-cao Nr. 17. Dat is immers een autonoom instrument en de werking ervan staat los van overheidsmaatregelen. Het volstaat immers voor de ontslagen oudere werknemer die voldoet in de cao gestelde voorwaarden en een werkloosheidsuitkering ontvangt, om het complement ten laste van de werkgever te claimen.
Het verzekeren van de coherentie vereiste dan ook dat de sociale partners de cao Nr.17 voor de toekomst zouden wijzigen.
Na intense onderhandelingen in de NAR zijn de sociale partners hiermee akkoord gegaan en dit in het ruimere kader van een hervorming van de einde loopbaan. Het akkoord werd geformaliseerd in het advies Nr. 2455 van 15 juli 2025 van de NAR. Het omvat onder meer het stopzetten van nieuwe toegang tot cao Nr. 17, met uitzondering voor het medische SWT. De cao Nr. 17 blijft wel de rechten garanderen voor zij die nu al in het stelsel zitten.
Het akkoord omvat verder onder meer een aanpassing van het deeltijds tijdskrediet voor oudere werknemers zoals voorzien in cao Nr. 103 (tijdskrediet oudere werknemers of landingsbanen). Het omvat ook het sluiten van een aantal specifieke cao’s over toegang tot landingsbanen met een totale geldingsduur van 4 jaar. De regering heeft inmiddels eind juli 2025 haar goedkeuring gehecht aan de uitvoering van dit sociaal akkoord voor haar bevoegdheden. Dit omvat de uitkeringen en gelijkstelling voor pensioenen.
De cao’s zullen in het najaar ondertekend worden na goedkeuring van de betrokken KB’s.
Zoals weergegeven in het NAR-advies Nr. 2455 zal de hervorming bijdragen tot een meer werkbaar loopbaaneinde, ook voor zware beroepen, wat de enorme toename van het aantal langdurige zieken vanaf de leeftijd van 55 jaar mee zal afremmen. Bovendien zal zij ook de uitstroom naar het vervroegd pensioen vertragen. Het akkoord voorziet ook in de opheffing van de niet-vergoede vormen van landingsbanen. Dit draagt bij tot meer duidelijkheid en juridische zekerheid voor alle partijen.
Diversifiëring van de regelingen en voortzetting van de activiteit na het pensioen
De maatregelen en praktijken met betrekking tot de eindeloopbaan werden steeds gevarieerder. Ze reiken verder dan enkel de collectieve arbeidsovereenkomsten Nr. 17 inzake het SWT- en Nr. 103 betreffende tijdskrediet. Er bestaan bovendien zogenaamde “Canada Dry”-systemen en overeenkomsten waarbij de werkgever in het kader van de eindeloopbaan een vrijstelling van prestaties toekent. De kwalificatie van dergelijke periodes als gelijkgestelde periodes voor de pensioenberekening staat eveneens in de belangstelling van de overheid, aangezien hierbij zowel socialezekerheidsuitkeringen als fiscale aspecten een rol spelen.
Daarnaast zetten steeds meer personen hun beroepsactiviteiten voort na hun pensionering, onder uiteenlopende statuten en modaliteiten. De fiscale en parafiscale gevolgen daarvan kunnen aanzienlijk verschillen, afhankelijk van het toepasselijke statuut.
In de privésector bestaat er in België overigens geen wettelijke verplichting om de beroepsactiviteit stop te zetten zodra de werknemer de wettelijke pensioenleeftijd bereikt. Werkgever en werknemer kunnen perfect overeenkomen de arbeidsrelatie voort te zetten of, indien nodig, aan te passen aan de specifieke omstandigheden.
Het belang van duidelijke en coherente informatie
Het is van groot belang dat alle betrokkenen goed geïnformeerd zijn over de geldende rechten en verplichtingen, zodat zij geïnformeerde beslissingen kunnen nemen.