2Kasper Jansen.jpg
Juridisch20 augustus, 2021

"Eigenlijk kun je geen onderscheid maken tussen puur Nederlands en Europees aansprakelijkheidsrecht. Het grijpt in elkaar"

Kasper Jansen twijfelde aanvankelijk tussen de studies rechten en medicijnen maar koos als denker toch voor rechten. Ook nu combineert hij rechtspraktijk het liefst met de rechtswetenschap en is de combinatie van medewerker bij de Hoge Raad en hoogleraar hem op het lijf geschreven. Als hoogleraar richt hij zich op de Europese dimensies van het nationale aansprakelijkheidsrecht en heeft hij veel plezier in het lesgeven aan studenten. Omdat het recht de regels omvat die ons dagelijks leven beheersen, vindt Kasper het een van de belangrijkste vaardigheden die een jurist zich eigen moet maken dat hij die regels goed en overtuigend kan uitleggen.
Prof. mr. K.J.O. (Kasper) Jansen, 39 jaar
Woonplaats: Woont met partner en twee kinderen van 5 en 8 jaar in Leiden
Vrije tijd: Speelt piano en cello en zingt
Kantoor/functie: Sinds 2018 medewerker bij het wetenschappelijk bureau van de Hoge Raad der Nederlanden
Sinds 2021 hoogleraar Europees aansprakelijkheidsrecht bij de sectie Burgerlijk recht van Erasmus School of Law
Wolters Kluwer publicaties: naast diverse andere publicaties is Kasper o.a. redacteur van het Nederlands Tijdschrift voor Burgerlijk Recht (NTBR) en bewerker van de Groene Serie Onrechtmatige daad.
Kasper Jansen

Waarom ging je rechten studeren?

‘Ik twijfelde tussen rechten en medicijnen. Mijn vakkenpakket had ik afgestemd op medicijnen, maar bij kennismakingsdagen op de universiteit realiseerde ik me dat je als dokter meer een doener bent. Je moet snel schakelen en beslissen. Ik ben meer een denker, iemand die een afweging maakt en dan tot een genuanceerd oordeel komt. Dan ben je in het recht beter op je plek. Van die keuze heb ik nooit spijt gehad. Ik kom uit een juristenfamilie. Juridische discussies vond en vind ik heel interessant. Mijn vader was rechter en mijn moeder onderwijzeres. Mijn plezier in lesgeven heb ik van mijn moeder.’


Wat doe je naast je werk?

‘Muziek is een grote hobby. Ik speel van jongs af aan piano. Bij de Hoge Raad hebben we een muziekensemble waarmee we in wisselende samenstelling uitvoeringen doen, laatst nog bij een symposium van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft ook een koor waar ik in zing. Daarnaast speel ik cello in een orkest in Leiden. Bij de Hoge Raad werken veel muzikale mensen. Onze oud-president Maarten Feteris is componist. Hij componeerde diverse stukken bij feestelijkheden van de Hoge Raad, zelfs een mini-opera. Dat was ter ere van het eeuwfeest van het arrest Lindenbaum-Cohen. Dat hebben we gevierd met een symposium, een opera en een optreden van het koor.’


Waarom wilde je je baan bij de Hoge Raad combineren met een hoogleraarschap?

‘Medewerkers van het wetenschappelijk bureau werken voor de Hoge Raad of voor het parket bij de Hoge Raad. Ik werk voor het parket en bereid de conclusie van de Advocaat-Generaal in cassatiezaken voor. Een conclusie is een onafhankelijk juridisch advies aan de Hoge Raad, die vrij is dat advies al dan niet te volgen. Ik vind het heel leuk om zo’n zaak tot op de bodem uit te zoeken. Het is een mooie combinatie van rechtspraktijk en rechtswetenschap. Maar ik miste het lesgeven. Het is leuk om studenten iets mee te geven waar ze hopelijk hun hele leven plezier van hebben. Je hebt veel aan een rechtenstudie. Ook in ons dagelijks leven is het een belangrijk vak. Voor mijzelf is het ook leerzaam om les te geven. Als je iets moet uitleggen aan anderen, moet je er heel goed over nadenken. Bijvoorbeeld over dingen die voor ons vanzelfsprekend lijken en die in andere landen heel anders geregeld blijken te zijn. En dan de verbazing die je ziet in de ogen van studenten als het net iets anders zit dan ze verwacht hadden.’


Waar zie je jezelf in de toekomst?

‘Ik vind de combinatie wetenschap en praktijk belangrijk. Met publicaties en onderwijs kun je bijdragen aan de manier waarop het recht in de praktijk wordt toegepast. Omgekeerd vind ik het belangrijk dat de rechtspraktijk voldoende oog houdt voor wat er in de wetenschap speelt. We kunnen veel van elkaar leren. Daarom hoop ik het in mijn loopbaan allebei te kunnen blijven doen. Het is uitdagend, maar ook inspirerend en afwisselend.’


Wie vind je inspirerend in je vakgebied?

‘Er zijn veel juristen die mij inspireren, maar de eerste aan wie ik denk is Hans Nieuwenhuis, een groot civilist aan de Universiteit Leiden. Een heel bijzondere man, die helaas niet meer leeft. Hij kon dingen geweldig uitleggen, vaak op een geestige manier. Hij gaf ook een keuzevak recht en literatuur, dat heel geliefd was. Daarin behandelde hij grote werken uit de wereldliteratuur en daar koppelde hij juridische vraagstukken aan. Ook maakte hij fietstochten met studenten en promovendi, want hij vond dat je pas op goede ideeën komt als je in beweging bent. Hans Nieuwenhuis was ook een bekend auteur van Wolters Kluwer. Hij was één van de initiatiefnemers van Tekst & Commentaar en zijn beroemde leerboek ‘Hoofdstukken vermogensrecht’ is een klassieker die op de universiteit nog steeds gebruikt wordt. Dat is een bewonderenswaardig boekje, waarin hij met prachtige voorbeelden de basisbeginselen van het burgerlijk recht uitlegt. Ik kijk er nog wel eens in. Hoe legt Hans dat nou uit?’


Wat maakt jou een goede jurist?

‘Ik denk dat het voor juristen belangrijk is dat ze zuiver kunnen redeneren. Als je kort over iets nadenkt, loop je de kans dat je je laat leiden door vooroordelen, zonder dat je je daarvan bewust bent. Dat is voor juristen gevaarlijk. Je moet je oordelen zo goed ontleden, dat je zeker weet dat je alle argumenten voor en tegen in kaart hebt gebracht en afgewogen hebt. Er is altijd een subjectief element, maar je probeert zo transparant en zorgvuldig mogelijk een keuze te maken. Dan kun je die keuze ook goed uitleggen aan de buitenwereld, of dat nu een procespartij is of een student. Het recht omvat de regels die ons dagelijks leven beheersen, dus juristen moeten die regels goed en overtuigend kunnen uitleggen. Ik denk dat dat een belangrijke vaardigheid is voor juristen. Het is een vaardigheid die terugkomt in mijn werk aan de universiteit en in de rechtspraktijk.’


Hoe zie je het juridische landschap en jouw plek daarin?

‘Het aansprakelijkheidsrecht wordt in toenemende mate door het Europese recht beïnvloed. Dat is een interessante ontwikkeling. Het is ook mijn leeropdracht in Rotterdam. De invloed van het Europese recht zit soms in heel kleine dingen, waar we in het dagelijks leven nauwelijks bij stilstaan. Bijvoorbeeld dat je een aankoop die je doet op internet mag terugsturen als het product niet bevalt. Dat is een regel uit Europa, die diep ingrijpt in de basisbeginselen van ons nationale contractenrecht. Zulke regels heb je ook, en in toenemende mate, in het aansprakelijkheidsrecht. Denk bijvoorbeeld aan de doorwerking van mensenrechten in het kader van de onrechtmatige daad, de invloed van het Europese Unierecht op de overheidsaansprakelijkheid en de talrijke Europese richtlijnen en verordeningen die voor het aansprakelijkheidsrecht van belang zijn. Eigenlijk kun je geen onderscheid maken tussen puur Nederlands en Europees aansprakelijkheidsrecht. Het grijpt in elkaar. Dat is in een tijd van globalisering een logische ontwikkeling, maar het is ook een uitdaging. Hoe verhouden de regels zich tot elkaar? Kunnen we dat goed uitleggen aan mensen die het recht toepassen en ermee te maken hebben? Ik zie dat als een belangrijke opdracht.’


Vind je publiceren belangrijk?

‘De stap naar het wetenschappelijk bureau heb ik mede gemaakt omdat ik het belangrijk vind om te kunnen publiceren. In mijn hoedanigheid van advocaat was dat lastig. Veel collega’s bij het wetenschappelijk bureau publiceren en de Hoge Raad stimuleert dat ook. Het is een win-winsituatie. Je helpt de rechtspraktijk vooruit door kennis te delen en je leert er zelf ook veel van.’


Hoe zie je de rol van de uitgever?

‘De uitgever is degene die de randvoorwaarden voor publicaties schept. Het is belangrijk dat dat ook in digitale vorm gebeurt. Het is mooi dat Wolters Kluwer daar zo ver in is. Een juridische uitgever heeft ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid om zoveel mogelijk wetenschappelijke publicaties voor een breed publiek toegankelijk te maken en er niet een zodanige winst op te maken dat universiteiten er geen gebruik meer van kunnen maken. De uitgever is een doorgeefluik van informatie die we allemaal nodig hebben. Ik vind het belangrijk dat een uitgever zich bewust is van die sleutelrol.’


Wat is je favoriete arrest van de Hoge Raad?

‘Ik heb geen favoriet arrest (rechtspraak is geen liefhebberij), maar een arrest dat in mijn onderzoek een belangrijke rol heeft gespeeld, is het Kelderluik-arrest. Dat is een echte klassieker, uit 1965, bij alle civilisten bekend. Het gaat over een man die in een Amsterdams café in een openstaand kelderluik viel. De Hoge Raad formuleerde in dit arrest criteria om te beoordelen wanneer iemand aansprakelijk is voor zo’n gevaarlijke situatie, ook wel ‘gevaarzetting’ genoemd. In mijn afstudeerscriptie speelde dat onderwerp een belangrijke rol en mijn vader liet daarom in het horloge dat ik voor mijn afstuderen kreeg graveren ‘mr. in gevaarzetting’. Dus als ik een favoriet arrest moet kiezen, kies ik het Kelderluik-arrest.’

 
In de interviewreeks Young Professionals zijn eerder gesprekken met Jeroen Rheinfeld en Justine van Lochem gepubliceerd.

Tekst: Wilma van Hoeflaken -- Fotografie: Berly Damman
Back To Top