Een bijdrage van Rik Crivits en Jens Vrebos in Faillissement & Reorganisatie
” na faillissement beschreven, en dus niet langer de overdracht van ‘onderneming’. Hoewel de bijdrage een wetenschappelijke insteek heeft, is ze tegelijkertijd praktijkgericht en behandelt ze hedendaagse tools en obstakels waarmee een curator geconfronteerd wordt indien hij/zij de weloverwogen beslissing neemt om (een deel van) de activiteit van de gefailleerde in stand te houden, met het oog op overdracht ervan.activiteitIn deze bijdrage wordt de overdracht van “
De curator is een insolventiefunctionaris, die aangesteld wordt door de ondernemingsrechtbank bij vonnis om in één bepaald faillissement de opdrachten, die wettelijk zijn vastgelegd uit te voeren onder controle van de rechter-commissaris.
Zo wordt onder meer ingegaan op het doel en de concrete gevolgen van enerzijds het optierecht van de curator ten aanzien van lopende overeenkomsten en anderzijds het sluiten van nieuwe overeenkomsten. De al dan niet verderzetting van diverse specifieke overeenkomsten, met name huur-, arbeids-, koop-verkoop-, aanneming- en distributieovereenkomsten, worden zeer concreet toegelicht.
Tevens wordt stilgestaan bij de effectieve overdracht van activiteiten en de formele vereisten die zich op dat moment opdringen, niet alleen uit de faillissementswetgeving, maar ook uit fiscale, sociale en milieuwetgeving. Daarnaast wordt verduidelijkt welke derden hun toestemming moeten geven met de overdracht, waarna ten slotte wordt ingegaan op de vorm en de inhoud van de uiteindelijke overdrachtsovereenkomsten.
Zie ook Artikel XX.166 §3 van het Wetboek van Economisch Recht dat bepaalt dat, indien curatoren zulks vorderen, “de rechtbank in het kader van de vereffening van het faillissement de overdracht van een onderneming in werking [kan] bekrachtigen onder voorwaarden die partijen hebben bedongen en waarvan de naleving door de curatoren of, na sluiting van het faillissement, door elke belanghebbende kan worden vervolgd”.