Wnra - jurisprudentie
Juridisch30 maart, 2021

De jurisprudentie van het eerste jaar Wnra

Door mr. drs. L.H. Janssen, datum 03-02-2021

Jurisprudentie (40)

Op 1 januari 2020 was het eindelijk zover. De Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) is van kracht geworden. Voor de meeste ambtenaren betekent dit dat zij niet langer een ambtelijke aanstelling hebben, maar een civielrechtelijke arbeidsovereenkomst. Ook worden geschillen tussen de meeste ambtenaren en hun werkgevers niet meer door de bestuursrechter beslecht, maar door de civiele rechter.

In dit artikel worden de in 2020 gepubliceerde arbeidsrechtelijke uitspraken in ambtenarenzaken besproken. Het artikel is geen bloemlezing, maar geeft een overzicht van de rechtspraak in het eerste jaar van de Wnra. Als er in een uitspraak noemenswaardige overwegingen staan, worden die besproken. Om de omvang van dit artikel enigszins behapbaar te houden, worden niet alle uitspraken uitgebreid behandeld. Hoewel het nog wat vroeg is, kunnen na één jaar Wnra enkele voorzichtige conclusies worden getrokken.

1. Minder procedures

Wat opvalt, is dat er in 2020 minder is geprocedeerd. Uit een snelle blik op www.rechtspraak.nl blijkt dat er in 2019 door de rechtbanken (sector Bestuursrecht) in totaal 626 ambtenarenrechtelijke uitspraken zijn gedaan. Daarvan zijn er 121 gepubliceerd. De Centrale Raad van Beroep heeft in 2019 in totaal 266 ambtenarenrechtelijke uitspraken gedaan, waarvan er 261 zijn gepubliceerd.

In 2020 zijn er door de rechtbanken een stuk minder ambtenarenrechtelijke uitspraken gedaan, namelijk 449. Daarvan zijn er 209 gepubliceerd. Het betreft zaken van militairen en politieagenten, maar ook procedures waarin een besluit wordt aangevochten dat voor 1 januari 2020 is genomen. Het aantal ambtenarenrechtelijke uitspraken van de Centrale Raad van Beroep is ongeveer gelijk gebleven in 2020. Het gaat om 261 uitspraken, die allemaal zijn gepubliceerd.

Een deel van de terugloop aan ambtenarenrechtelijke uitspraken door de rechtbanken is het gevolg van de coronapandemie. De behandeling van tal van zaken is immers uitgesteld. Een andere logische verklaring is de inwerkingtreding van de Wnra. Geschillen in de ambtelijke werksfeer vallen immers voor een groot gedeelte niet meer onder het ambtenarenrecht, maar onder het arbeidsrecht.

Als de arbeidsrechtelijke uitspraken met betrekking tot ambtenaren worden bezien, blijkt dat er slechts 38 uitspraken van de rechtbanken zijn gepubliceerd. Gepubliceerde uitspraken van de gerechtshoven zijn er überhaupt niet. Er lijkt dus sprake van een behoorlijke terugloop aan procedures. Mogelijk is dit het gevolg van de overgang van het ambtenarenrecht naar het arbeidsrecht.

Voor ambtenaren is er minder noodzaak om te procederen. In de arbeidsrelatie worden immers geen bestuursrechtelijke besluiten meer genomen. Ambtenaren hoeven niet langer alle beslissingen waarmee zij het oneens zijn aan te vechten, omdat deze niet meer automatisch na zes weken in rechte vast komen te staan. Procedures over een (onvoldoende) beoordeling of een schriftelijke waarschuwing zullen dan ook niet snel meer voorkomen.

Een andere mogelijke verklaring voor de terugloop aan procedures is dat er bij overheidswerkgevers weinig animo voor procederen bestaat, of dat met eventuele procedures wordt gewacht (tot na de coronapandemie). Van belang daarbij is dat als er sprake is van een ontslagzaak, het vanaf 1 januari 2020 de werkgever is die zich tot de rechter moet wenden om de arbeidsverhouding te beëindigen, terwijl het voorheen de werknemer was die een beslissing op bezwaar moest aanvechten. Een heel andere mogelijke verklaring is dat er vanwege het vele thuiswerken minder conflicten op de werkvloer zijn of dat minder zicht is op disfunctioneren, waardoor ontslagprocedures uitblijven.

2. Valse start

De eerste uitspraak waarin door een kantonrechter werd geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst met een ambtenaar moest worden ontbonden, hoort eigenlijk niet in dit artikel thuis. Het ging namelijk om een hoogleraar van de Rijksuniversiteit Groningen die vanwege ernstig verwijtbaar handelen was ontslagen, en die was – anders dan de kantonrechter dacht – per 1 januari 2020 geen ambtenaar meer.3 Toch is de uitspraak interessant, omdat de kantonrechter heeft geoordeeld dat de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep relevant blijft voor ambtenaren, en dus een rol kan spelen in het civiele arbeidsrecht.4

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft de misser van de kantonrechter rechtgezet: de hoogleraar is geen ambtenaar.5 Het oordeel van de kantonrechter dat de CRvB-jurisprudentie van belang kan zijn, blijft echter overeind. Het hof heeft namelijk overwogen dat de verwijzing van de kantonrechter naar de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep relevant is, omdat de gedragingen die ten grondslag lagen aan het ontslag van de hoogleraar hadden plaatsgevonden in de periode dat hij nog ambtenaar was. Daaraan heeft het hof toegevoegd dat er geen reden is om niet-ambtenaren in soortgelijke situaties anders te behandelen. In dat kader heeft het hof verwezen naar arbeidsrechtelijke jurisprudentie, hetgeen mijns inziens onderstreept dat de verwijzing naar ambtenarenrechtelijke jurisprudentie in dit geval overbodig was.

Overigens komt het hof tot hetzelfde oordeel als de kantonrechter: er is sprake van ernstig verwijtbaar handelen. Anders dan de kantonrechter heeft het hof de hoogleraar desalniettemin een gedeeltelijke transitievergoeding toegekend.

3. Ontbinding vanwege verwijtbaar handelen

De meeste uitspraken draaien om de vraag of een werknemer zich al dan niet schuldig heeft gemaakt aan (ernstig) verwijtbaar handelen. Van de 22 ontbindingsverzoeken die (primair) gebaseerd waren op e-grond, zijn er tien toegewezen, en twaalf afgewezen.

Lees het volledige artikel op Navigator

   

Back To Top