Yael Diamant bevindt zich op het grensvlak van twee rechtsgebieden, het goederenrecht en het financiële toezichtrecht. ‘Daar liggen interessante uitdagingen, waar ik direct mee te maken heb.’ De combinatie van haar werk bij DNB en bij de universiteit maakt dat ze midden in de praktijk staat, maar ook de gelegenheid heeft voor verdieping en onderzoek.
Yael Diamant: “Ik werk op het grensvlak van het goederenrecht en financiële toezichtrecht”
Yael Diamant
Functie: |
Hoogleraar Financiele netwerken en Europees goederenrecht aan Tilburg University on senior jurist by De Nederlandsche Bank Was eerder advocaat bij Nauta Dutilh is redacteur van Bedrijfsjuridische berichten van Wolters Kluwer. |
Opleiding: | Studeerde civiel recht aan de Universitett Leiden en behaalde een tweede master aan de Ruprecht-Karis-Universität in Heidelberg. |
Proefschrift: |
Promoveerde aan Tiburg University op een rechtsvergelijkend proefschnitt over de Europese richtlijn financielezekerheidsovereenkomsten . Haar proefschrift verscheen in de serie Recht en Praktik financieel recht van Wolters Kluwer |
Persoonlijk: |
Is getrouwd en heeft drie kinderen (7,5 to 2 jaar), is graag buiten en houdt van de natuur, hardlopen, wielrennen en wandelen. 'Afgelopen zomer waren we in Zwitserland. Ook met kleine kinderen lukte het om wandelingen van 15 km te maken, met de de jongste in de wandelrugzak' |
Waarom ging je rechten studeren?
‘Op de middelbare school vond ik talen leuk, met name Latijn. Maar ik wilde ook iets doen wat ik in de praktijk kon toepassen. Dat past goed bij me. Ik ging naar een meeloopdag rechten en de inhoud van de colleges sprak me ontzettend aan. Het brede karakter, de mogelijkheid om de stof in de praktijk toe te passen. Toen ik in 2003 in Leiden rechten ging studeren, kreeg je in het eerste jaar het vak Romeins recht. De hoogleraar bood ook het lezen van Latijnse juridische teksten aan. Dat was een fantastische combinatie. Zo kon ik mijn interesse voor Latijn en het recht combineren.’
Hoe kwam je tot je specialisme?
‘Ik vond goederenrecht meteen heel erg leuk. Goederenrechtelijke vragen zijn altijd puzzels die je moet oplossen. Het is een heel gestructureerd vakgebied. In het tweede jaar van mijn studie werd ik student-assistent en gaf ik werkcolleges Romeins goederenrecht. Toen ben ik me erin gaan verdiepen. Het Romeinse goederenrecht is de basis van het Nederlandse goederenrecht en het goederenrecht van veel andere Europese rechtssystemen. Ik ben steeds op dat pad verder gegaan. Na het afronden van mijn tweede master aan de Ruprecht-Karls-Universität in Heidelberg ben ik op zoek gegaan naar een plek waar ik kon promoveren op het goederenrecht en waar ik rechtsvergelijkend onderzoek kon doen. Het is ontzettend leuk om te zien hoe verschillende rechtssystemen op hun eigen wijze tot een oplossing voor hetzelfde probleem komen.’
Waarom werd je advocaat?
‘Die keuze had ik op voorhand gemaakt. Ik vond het heerlijk om dagen in de bibliotheek te zitten, omringd door boeken, en me helemaal onder te dompelen in een onderwerp. Ik wist daarom dat ik promoveren leuk zou vinden. Maar ik wilde ook de praktijk in, om te zien hoe het recht wordt toegepast. Dus voor mij stond vast dat ik na mijn promotie de advocatuur in wilde. Tijdens mijn promotieonderzoek had ik zes weken bij NautaDutilh gewerkt om te kijken welke vragen in de praktijk leefden over financiëlezekerheidsovereenkomsten. Dat beviel ontzettend goed en na mijn promotie kon ik daar aan de slag.’
Beviel de advocatuur?
‘Heel goed. Het is dynamisch. Ik vond het contact met cliënten leuk en het beviel me om vraaggedreven te werken. Dat is anders dan bij het schrijven van een proefschrift, waar je een onderzoeksvraag hebt en zelf moet bedenken waarover je gaat schrijven. Als advocaat adviseerde ik vooral over het financiële toezichtrecht. De ene dag ging het over beloningsbeleid, de andere dag over de vraag of een onderneming kwalificeert als bank. Het was enorm gevarieerd. En dan volg je de eerste drie jaar ook nog de beroepsopleiding. Het was een leuke, uitdagende periode.’
Vanwaar de overstap naar DNB?
‘Een vriendin die bij NautaDutilh had gewerkt en inmiddels bij DNB werkte, stuurde mij een vacature. Die was mij op het lijf geschreven. Bij NautaDutilh adviseerde ik voornamelijk over financieel toezichtrecht en miste ik het civiele recht. In de functie bij DNB kon ik het combineren. DNB is onder andere centrale bank en toezichthouder. De kennis en expertise die ik inmiddels had opgedaan kon ik daar inzetten, waarbij mijn focus ligt op het civiele recht.’
Hoe bevalt de combinatie van het hoogleraarschap en DNB?
‘Ik werk drie dagen bij DNB en een dag bij Tilburg University. Het is een prachtige combinatie. Bij DNB zie ik het recht in de praktijk. Er komen allerlei vragen op die ik in mijn studeerkamer niet kan bedenken. En bij de universiteit heb ik de kans om vragen verder uit te diepen, colleges te geven en te publiceren. Deze combinatie is heel inspirerend.’
Wie vind jij inspirerend in jouw vak?
‘Ik houd heel erg van verhalenvertellers. Van hoogleraren die van colleges een spannend verhaal maken. Willem Zwalve, emeritus hoogleraar Romeins recht in Leiden, en zijn opvolger Egbert Koops zijn daar allebei heel goed in. Reinout Wibier, hoogleraar goederenrecht in Tilburg, kan dat ook heel goed. Dat vind ik inspirerend. Mijn kracht ligt meer in het aanbrengen van structuur en het geven van een goed overzicht van de stof.’
Wat maakt jou een goede jurist?
‘Het feit dat ik van structuren houd. Structuur helpt zowel bij het schrijven als bij het geven van onderwijs. Studenten vinden goederenrecht vaak lastig. Ik heb dat zelf niet als zodanig ervaren, maar ik kan me wel voorstellen dat ze het abstract vinden als ze het vergelijken met bijvoorbeeld huurrecht of arbeidsrecht, gebieden waar iedereen die huurder of werknemer is concreet mee te maken heeft. Maar als je het lastig vindt, helpt het als de docent je meeneemt en structuur aanbrengt. Wat me ook goed van pas komt in mijn vak is dat ik ervan houd me in een onderwerp te verdiepen.’
Wat zie je als je grootste succes tot nu toe?
‘De verdediging van mijn proefschrift was een mijlpaal. Daar heb ik echt van genoten. Je bent jarenlang bezig met je boek en je voelt bij de verdediging dat jij een expert bent op dat onderwerp. Dan is het geweldig om met hoogleraren van gedachten te wisselen over wat je hebt geschreven. Mijn oratie afgelopen juni was een tweede hoogtepunt.’
Hoe zie je het juridische landschap, nationaal en internationaal, en jouw eigen rol daarin?
‘Het goederenrecht is nationaal georiënteerd. Dat blijft zo. Ieder land kent zijn eigen goederenrecht en de verschillen zijn aanzienlijk. Voor het financiële toezichtrecht geldt dat het bijna helemaal van Europese herkomst is. Ik bevind me op het grensvlak van die twee rechtsgebieden. Daar liggen interessante uitdagingen. Eind dit jaar treedt bijvoorbeeld een verordening in werking waarin staat dat aanbieders van cryptoactivadiensten de cryptoactiva die zij houden voor cliënten juridisch moeten scheiden van hun eigen vermogen. Die verordening is in Nederland direct van toepassing, maar in de verordening staat niet hoe uitvoering moet worden gegeven aan het scheiden van vermogen. Dat is een interessante vraag op het grensvlak van goederenrecht en financieel toezichtrecht, waar ik direct mee te maken heb.’
Vind je publiceren belangrijk?
‘Zeker. Je groeit er zelf van op professioneel gebied en het helpt de rechtspraktijk vooruit. Het mes snijdt aan twee kanten. Er zijn allerlei juridische vragen waarop een antwoord moet komen. Publicaties zorgen voor verschillende visies en perspectieven. Of ze bevatten signalen die de wetgever kan oppakken. Als hoogleraar heb ik meer gelegenheid om te publiceren, maar DNB heeft mij ook steeds gestimuleerd om te blijven publiceren. Als het om publicaties gaat, heeft de uitgever een belangrijke rol. Die schept de randvoorwaarden om te kunnen publiceren. Als redacteur van Bedrijfsjuridische berichten merk ik dat Wolters Kluwer erg betrokken is en auteurs en redacteuren helpt om de publicaties tot stand te brengen.’
Wat is je favoriete arrest van de Hoge Raad?
‘Een van mijn favoriete onderwerpen is vermogensscheiding. Een belangrijk arrest op dit gebied is het ProCall-arrest. Het ging in die zaak over een incassodienstverlener, die facturen inde voor het Beatrix-ziekenhuis. De betalingen werden geïnd door ProCall en stonden op een bankrekening op naam van ProCall. Toen ging ProCall failliet. De vraag was of de geïnde bedragen van ProCall waren of van het ziekenhuis. De Hoge Raad kwam tot het oordeel dat de gelden van ProCall waren. Dit is een belangrijk arrest, omdat het de kern van ons vermogensrecht raakt.’
Tekst: Wilma van Hoeflaken -- Fotografie: Berly Damman