GettyImages-1225383258-1536x1025
Fiscaliteit & Accounting09 december, 2021

De fiscale spelregels van het mobiliteitsbudget

In 2019 werd het mobiliteitsbudget ingevoerd. Maar uit onderzoek blijkt nu dat het systeem nog onvoldoende is ingeburgerd bij de werkgever en de werknemer. De regeling wordt daarom aantrekkelijker gemaakt. De bestedingsmogelijkheden worden uitgebreid en bepaalde keuzes zijn zullen vrijgesteld zijn van sociale zekerheidsbijdragen en belastingen.

Drie pijlers van het mobiliteitsbudget

Op basis van de wet van 17 maart 2019 kunnen werkgevers een systeem invoeren waarbij hun werknemers hun (recht op) een bedrijfswagen kunnen vervangen door een jaarlijks budget dat kan worden besteed aan mobiliteitsuitgaven. Het mobiliteitsbudget kunnen werknemers vrij besteden in 3 pijlers, rekening houdend met de bestedingsmogelijkheden die de werkgever aanbiedt.

Ze kunnen kiezen voor:

  • een milieuvriendelijkere bedrijfswagen
  • duurzame vervoermiddelen en huisvestingskosten
  • geld.

Als het mobiliteitsbudget nog niet volledig is besteed in pijlers 1 en/of 2, kan de werknemer het resterende bedrag in geld ontvangen. De werkgever is niet verplicht het mobiliteitsbudget in te voeren, de werknemer is ook niet verplicht om ervoor te kiezen.

Vereenvoudiging anno 2021

Het mobiliteitsbudget wordt vanaf 1 september 2021 toegankelijker. Het is bestemd voor alle werknemers die een bedrijfswagen hebben of ervoor in aanmerking komen, en die ervan afzien. Volgende bestedingen komen voortaan ook in aanmerking

  • fietsleningen, stallingkosten en kosten veiligheidsuitrusting; 
  • steps; 
  • abonnementen voor het openbaar vervoer van inwonende gezinsleden; 
  • parkeerkosten met betrekking tot het gebruik van het openbaar vervoer; 
  • een forfaitaire voetgangerspremie van € 0,24/km voor de verplaatsing tussen thuis en het werk; 
  • ook kapitaalaflossingen van hypothecaire leningen tellen voortaan mee (voor een woning dichter bij het werk), niet alleen huur en interest. Bovendien hoeft de woning niet minstens op 5 km van het werk te liggen, tot 10 km kan voortaan ook.

Fiscale behandeling van het mobiliteitsbudget

Het mobiliteitsbudget op zich is voor de werkgever niet aftrekbaar in de vennootschapsbelasting, maar:

  • als (een deel van) het budget wordt aangewend voor een nieuwe milieuvriendelijke bedrijfswagen (pijler 1), dan kan de werkgever de kosten verbonden aan de terbeschikkingstelling van de wagen aftrekken als beroepskosten conform de aftrekbeperking die geldt voor autokosten;
  • het (deel van) het budget dat wordt aangewend voor duurzame vervoermiddelen (pijler 2), is voor de werkgever volledig aftrekbaar;
  • het (deel van) het budget dat cash wordt uitbetaald (pijler 3), is voor de werkgever volledig aftrekbaar.

Het mobiliteitsbudget op zich is voor de werknemer niet belastbaar maar:

  • als (een deel van) het budget wordt aangewend voor een nieuwe milieuvriendelijke bedrijfswagen (pijler 1) die door de werknemer ook voor persoonlijk gebruik wordt aangewend, dan wordt hiervoor een belastbaar voordeel van alle aard aangerekend in hoofde van de werknemer volgens de gebruikelijke regels;
  • het (deel van) het budget dat wordt aangewend voor duurzame vervoermiddelen (pijler 2), is vrijgesteld van belasting;
  • het (deel van) het budget dat cash wordt uitbetaald (pijler 3), is vrijgesteld van belasting.

Voorwaarden

Het mobiliteitsbudget mag niet worden toegekend ter vervanging van loon, premies, voordelen in natura of andere voordelen. Het mobiliteitsbudget mag evenmin worden toegekend in ruil voor een bedrijfswagen die initieel ter beschikking werd gesteld ter vervanging van loon, premies, voordelen in natura of andere voordelen. 

Vanaf de toekenning van het mobiliteitsbudget is de werkgever bovendien niet langer verplicht om de werknemer een vergoeding voor woon-werkverkeer te betalen. Doet hij dat toch, dan wordt die tussenkomst (in de vorm van een terugbetaling van het abonnement voor openbaar vervoer, collectief vervoer georganiseerd door de werkgever, fietsvergoeding of terbeschikkingstelling bedrijfsfiets) niet langer vrijgesteld maar belast als een gewone bezoldiging. De basisvrijstelling van € 410 (aj. 2021) voor ‘andere vervoermiddelen’, blijft echter wel behouden. De werkgeverstussenkomst in het woon-werkverkeer is in dat geval bovendien ook onderworpen aan RSZ-bijdragen.

Back To Top