#FutureofVAT
Fiscaliteit & Accounting08 januari, 2021

Zal btw evolueren naar een verkoopbelasting tegen 2025?

Het Belgische btw-stelsel is gebaseerd op het Europese btw-systeem en is een verbruiksbelasting die gefractioneerd wordt geïnd. Dat betekent dat de belasting geheven wordt over de toegevoegde waarde in iedere schakel van de productie- en distributieketen. Dat verklaart ook de naam ‘belasting over de toegevoegde waarde’ (btw). Iedere btw-plichtige deelnemer in de keten int de output-btw van zijn tegenpartij, maar heeft in principe ook het recht om de door hem betaalde input-btw in aftrek te brengen. Enkel het saldo, zijnde de btw over zijn aandeel in de toegevoegde waarde, wordt door de btw-plichtige deelnemer afgedragen aan de Schatkist. Het gevolg is dat de btw enkel op de eindverbruiker drukt en dat de economische neutraliteit van de btw in de productie- en distributieketen gewaarborgd blijft.

In tegenstelling tot het btw-stelsel, wordt een verkoopbelasting (ofwel sales/retail tax) enkel in de laatste schakel van de keten geheven, dus door de leverancier van de eindverbruiker. Dit systeem brengt veel minder administratieve lasten met zich mee dan een btw-stelsel, maar het is ook fraudegevoeliger omdat bij fraude in de laatste schakel meteen het volle bedrag aan verschuldigde belasting verloren gaat. Dit aspect was dan ook één van de belangrijke redenen voor de invoering van het huidige btw-stelsel. Desondanks, heeft ook ons btw-stelsel last van fraude en verlies van btw-inkomsten door tekortkomingen in het btw-inningsproces. Het innen van het juiste btw-bedrag blijft dus een uitdaging voor btw-administraties en beleidsmakers.

Versterking van het btw-inningsproces

De inning van btw is onlosmakelijk verbonden met mechanismen die waarborgen dat het juiste bedrag aan btw wordt geïnd. Dit is bijzonder moeilijk bij grensoverschrijdende transacties en is al jaren onderwerp van discussies op internationaal niveau. Vooral de levering van diensten en onlichamelijke zaken zijn moeilijk te controleren en vormen daarom een uitdaging voor het inningsproces, zoals ook uitgelicht door de OECD. In het algemeen ziet de OECD vier theoretische invalshoeken om het btw-inningsproces te versterken:

  1. inning via de leverancier;
  2. inning via de afnemer;
  3. gebruik van tussenpersonen;
  4. gebruik van geautomatiseerde systemen.

Om het btw-inningsproces in grensoverschrijdende situaties te versterken is het mogelijk om de leverancier verantwoordelijk te maken voor het innen van de btw, maar deze moet zich dan in principe registeren in het land van zijn afnemer, wat extra administratieve lasten met zich meebrengt. Als alternatieve oplossing, kan de afnemer verantwoordelijk gemaakt worden voor de inning van de btw (verleggingsregeling), maar dit werkt alleen als de afnemer zelf ook een btw belastingplichtige is. Het is niet realistisch om particuliere afnemers verantwoordelijk te maken voor het innen van btw.

Een verdere mogelijkheid in het versterken van het btw-inningsproces, is het neerleggen van bepaalde verplichtingen bij eventuele tussenpersonen in de transactie. Ook om deze redenen, heeft de Europese Commissie in juli 2020 een richtlijn voorgesteld om operatoren van digitale platforms (“digitale intermediairs”) te verplichten om bepaalde informatie met EU-belastingadministraties te delen (het zogenoemde “DAC7” voorstel). Deze informatie betreft de inkomsten behaald door verkopers van diensten en goederen via hun platform, en wordt uitgewisseld tussen de lidstaten.

Naast bovenstaande, bieden technologie en geautomatiseerde systemen veelbelovende oplossingen om het gekozen btw-inningsproces te versterken. Het hoeft geen betoog dat elke extra schakel in de keten een bijkomend risico met zich meebrengt op foutieve of niet-inning van de belasting, al dan niet bewust. Met het oog op een efficiëntere inning van btw, maar vooral gesterkt door de strijd tegen btw-fraude hebben verschillende Europese lidstaten de laatste jaren al diverse initiatieven genomen. We denken daarbij bijvoorbeeld aan de introductie van verplichte e-invoicing in Italië, de split-payment mechanismen in Polen en Roemenië, en de Immediate Supply of Information (de bijna realtime-btw-aangifte) in Spanje. Ondanks dat dergelijke systemen een bewezen positief effect hebben op de fraude-cijfers, blijft een van de grootste pijnpunten dat zij een a posteriori controle van de transactie inhouden. Zelfs bij systemen van realtime-rapportering worden gegevens van aan- en verkopen slechts binnen een – weliswaar beperkt – aantal dagen ná de verrichte transactie gerapporteerd aan de bevoegde belastingautoriteiten. Bovendien worden deze maatregelen genomen op nationaal niveau, waardoor fraude zich kan verplaatsen naar landen waar dergelijke maatregelen (nog) niet zijn genomen.

Door gebruik te maken van de blockchaintechnologie van digitale registers zou aan elke levering van goederen of diensten in de productie- of distributieketen een register kunnen worden toegewezen waaraan alle betrokken partijen zijn gelinkt.
Kris Eeckhout, Executive Director Tax Team van KPMG

Blockchaintechnologie

De blockchaintechnologie kan soelaas bieden voor veel van de hierboven beschreven problemen van het btw-inningsproces. Door gebruik te maken van de blockchaintechnologie van digitale registers zou aan elke levering van goederen of diensten in de productie- of distributieketen een register kunnen worden toegewezen waaraan alle betrokken partijen zijn gelinkt: bijvoorbeeld de verkoper, koper, bank en zelfs de btw-administratie. In elke stap van de keten, moeten alle partijen, op basis van een consensusmechanisme, de geldigheid van de transactie valideren. Elke gevalideerde transactie wordt vervolgens als een blok toegevoegd aan de ketting en vormt de bouwsteen voor een volgende blok in de ketting (blockchain). De blokken zijn zodanig met elkaar verbonden dat een aanpassing in een eerder blok de ketting doorbreekt en alzo gedetecteerd wordt. Door buitenlandse partijen toe te voegen aan de blockchain, zouden ook intracommunautaire transacties sterk kunnen worden vereenvoudigd en zou komaf kunnen worden gemaakt met complexe verleggingsregels en vrijstellingen.

Meer nog, deze werkwijze zou het mogelijk maken dat elke transactie, alvorens ze wordt uitgevoerd en de factuur wordt uitgereikt, wordt gevalideerd door de btw-administratie, die zou beschikken over alle nodige informatie om onregelmatige transacties (zoals carrouselfraude) op te sporen. Op die manier kan men voorkomen dat btw als voorbelasting in aftrek wordt genomen, zonder dat deze btw werd afgedragen aan de Schatkist. Voor een grootschalige toepassing van de blockchaintechnologie is het wel nodig dat de btw-regelgeving “technology-proof” is en dat rekening wordt gehouden met de juridische aandachtspunten, zoals databescherming. Een sterke samenwerking tussen beleidsmakers, wetgevers en IT-experts is daarbij noodzakelijk. Daarnaast moeten ook de kosten van ontwikkeling en implementatie redelijkerwijs gedragen kunnen worden door alle betrokkene belastingplichtigen.

Tegen 2025

Door de volledige transparantie van de blockchain en de traceerbaarheid van de transacties, zou het in theorie mogelijk zijn om de transacties en de onderliggende facturatie tussen belastingplichtigen in de keten digitaal te matchen, waarbij er nog enkel btw moet worden geheven in de laatste schakel, namelijk bij de levering aan de eindconsument. Op die manier zou btw feitelijk kunnen evolueren van een verbruiksbelasting naar een verkoopbelasting. Gezien de Europese fundamenten van ons btw-stelsel, de internationale ontwikkelingen en de bestaande beperkingen van een brede toepassing van de blockchaintechnologie in de praktijk, is er geen reden om aan te nemen dat btw zal gaan evolueren naar een verkoopbelasting tegen 2025.

Auteur

Kris Eeckhout, Executive Director Tax Team van KPMG

Back To Top