Wat is het mobiliteitsbudget?
Sinds 1 maart 2019 biedt de wetgever ondernemingen de mogelijkheid om een sociaal en fiscaal aantrekkelijk mobiliteitsbudget voor hun personeel in te voeren. Het mobiliteitsbudget werd ingevoerd als alternatief voor de bedrijfswagen en steunt op drie pijlers. De werknemer kiest vrij van welke pijler hij gebruik wil maken:
- een milieuvriendelijke bedrijfswagen (pijler 1);
- duurzame vervoermiddelen en huisvestingskosten (pijler 2);
- overblijvend saldo na bestedingen in pijler 1 en/of 2 (pijler 3).
Voor elke pijler geldt een eigen sociale en fiscale regeling. Daarover leest u meer in SocialEye.
Hoeveel bedraagt een mobiliteitsbudget?
De Mobiliteitsbudgetwet stelt dat het bedrag van het budget overeenkomt met ‘de jaarlijkse bruto kosten van de bedrijfswagen (die de werknemer opgeeft) voor de werkgever’. Die kostprijs omvat naast de aankoopprijs (afschrijvingskost van 20% per kalenderjaar) of de leasingkost ook alle fiscale en parafiscale lasten en de daarmee gerelateerde kosten in het kader van het bedrijfswagenbeleid (bijv. brandstofkosten, verzekeringskosten, carwashkosten, de verschuldigde solidariteitsbijdrage, enz.)
Het budget bedraagt minimum 3.000 euro en maximum een vijfde van het totale brutoloon (met een absoluut maximum van 16.000 euro per kalenderjaar). Het is aan de werkgever om het precieze bedrag van het mobiliteitsbudget te berekenen.
Het mobiliteitsbudget berekenen
Een mobiliteitsbudget heeft dus een minimum- en een maximumgrens. Maar hoe berekent u het exacte bedrag?
Het Koninklijk Besluit van 10 september 2023 voorziet in twee formules voor de berekening van de brutojaarkost van de bedrijfswagen:
- op basis van werkelijke kosten
- op basis van forfaitaire waarden
De werkelijkekosten-formule bestaat uit een gemiddelde van de jaarlijkse bruto kosten van de ter beschikking gestelde bedrijfswagen waarvan de werknemer afstand doet.
De forfaitairewaarden-formule verschilt naargelang het voertuig gehuurd of geleased wordt, dan wel het een voertuig in eigendom of financiële leasing betreft.
Werkelijke kostenformule
De formule op basis van de werkelijke kosten bevat de exhaustieve lijst van kosten die in aanmerking moeten worden genomen om het mobiliteitsbudget te berekenen. Let op:
- om bijzondere jaren uit te vlakken wordt rekening gehouden met een gemiddelde dat wordt berekend over de laatste 4 jaar;
- alleen kosten waarvan de financiering wordt voorzien door het bedrijfswagenbeleid (in de ruime zin) kunnen worden toegevoegd aan het mobiliteitsbudget;
- de kosten kunnen slechts eenmaal in rekening worden gebracht. Brandstofkosten die al deel uitmaken van de leasing worden dus niet toegevoegd aan de berekening.
Forfaitaire kostenformule
De forfaitaire kostenformule bestaat uit een vast en een variabel deel. Er zijn twee formules voor het vaste deel, naargelang het gaat om:
- enerzijds een huur- of leasewagen;
- anderzijds een wagen gekocht of geleased door de werkgever.
Bovenop dit vaste deel met betrekking tot het voertuig komt een variabel deel met betrekking tot de brandstof. Voor de brandstofkosten wordt rekening gehouden met een forfait van 6.000 km die voor privédoeleinden worden afgelegd en 200 km voor woon-werkverkeer. Aangezien het variabele deel forfaitair is, heeft telewerk hier geen invloed op. Als de woon-werkafstand verandert door een verhuizing, wordt trouwens pas op 1 januari van het volgende jaar rekening gehouden met de nieuwe afstand.
Het aantal afgelegde kilometers wordt vermenigvuldigd met 30% van de kilometervergoeding. Voor deze laatste wordt rekening gehouden met het bedrag dat geldt op het moment van de berekening, en dit bedrag wordt vervolgens niet geïndexeerd.
De werkgever kan kiezen tussen deze twee formules en indien gewenst een verschillende keuze maken voor het berekenen van het mobiliteitsbudget en de wagen pijler 1. De werkgever kan bijvoorbeeld kiezen voor de forfaitaire formule om het mobiliteitsbudget te berekenen en de formule op basis van de werkelijke kosten voor de wagen pijler 1.
De keuze is drie jaar geldig en moet voor alle werknemers worden toegepast, behalve wanneer dat onmogelijk is (bijv. voor een nieuwe werknemer).