Onlangs verscheen de tweede editie van het volledige vernieuwde Beslagzakboekje, dat het privaatrechtelijk beslag- en executierecht analyseert. Editor Toon Sorgeloos legt uit waarom praktijkgerichte en betrouwbare informatie over een complexe rechtsmaterie als beslagrecht zo belangrijk is.
Beslagrecht in de praktijk: inzichten van Toon Sorgeloos
Toon Sorgeloos
Toon Sorgeloos is gerechtsdeurwaarder, nationaal verslaggever bij het directiecomité van de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders, syndicus van de Arrondissementskamer van Gerechtsdeurwaarders van Oost-Vlaanderen, bondsprocureur van Volley Belgium en rechter in ondernemingszaken in de ondernemingsrechtbank Gent, afdeling Gent. Hij geeft ook geregeld lezingen over het beslag- en executierecht in het algemeen en het ambt van gerechtsdeurwaarder in het bijzonder.
Sorgeloos: “De tenuitvoerlegging van privaatrechtelijke aanspraken vormt het sluitstuk van de handhaving van de rechtsorde. In tijden van AI is het belangrijk om een garantie op correctheid te kunnen bieden. Het Beslagzakboekje brengt daarom diverse professionals uit de praktijk samen. Ons doel is om de zoektocht naar antwoorden in de regelgeving te vergemakkelijken door structuur aan te brengen en verwijzingen aan te bieden voor toekomstige opzoekingen.”
Hoe belangrijk is het beslagrecht binnen de rechtspraktijk?
Sorgeloos: “Het beslag- en executierecht moet in de eerste plaats vertrouwen geven aan onze samenleving. Het is een waarborg tegen eigenrichting en het principe ‘oog om oog, tand om tand’. Iedereen moet erop kunnen vertrouwen dat rechterlijke beslissingen en uitvoerbare titels worden gerespecteerd en zo nodig kunnen worden afgedwongen. De vereiste van tussenkomst van een openbare of een ministeriële ambtenaar, die zorgvuldig de wettelijke voorschriften moet naleven, en de controle door de beslagrechter, is hierbij primordiaal.
Het beslagrecht maakt de laatste decennia ook een duidelijke evolutie door. Ze werd door professor Eric Dirix perfect omschreven als “de collectieve dimensie van het beslag”. Hierdoor is het beslagrecht volgens hem opgeschoven van een individuele invorderingsprocedure naar een quasi-insolventieprocedure. Volgens collega Sandra Callewaert is het beslagrecht geëvolueerd van een invorderingsmechanisme naar een door het recht geoorloofd pressiemiddel.”
Het beslagrecht wordt vaak een complexe, technische materie genoemd. Hoe komt dat?
Sorgeloos: “Het is een complexe materie omdat de gerechtsdeurwaarder permanent opereert in het spanningsveld tussen schuldeiser en schuldenaar, waarbij hij de legitieme verwachtingen van de opdrachtgever moet verzoenen met de verzuchtingen van de tegenpartij. Veel opdrachtgevers begrijpen dat niet of willen het niet begrijpen. Terwijl schuldenaars dan weer vaak vinden dat ze onheus behandeld worden. De gerechtsdeurwaarder moet daarom laveren tussen de wettelijke middelen die hij kan inzetten, en de beschermingsmechanismen voor de schuldenaar. Het beslagrecht is geen blind instrument dat men inzet tegen een onwillige debiteur. Deze tegengestelde belangen behartigen is een complexe dagelijkse taak, waardoor de gerechtsdeurwaarder nooit op automatische piloot kan navigeren.
Daarnaast is beslagrecht inderdaad ook behoorlijk technisch. Het gaat hierbij niet enkel om termijnen. Invorderingen kunnen op verschillende manieren gebeuren en het is aan de gerechtsdeurwaarder om in overleg met de opdrachtgever het meest efficiënte pad te bewandelen. Vaak zijn meerdere beslagtechnieken mogelijk. De kunst is om ze goed in kaart te brengen, elk met hun voor- en nadelen en specifieke procedureregels. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de beslagbeperkingen, zowel op roerend vlak als op het vlak van bescherming van bedragen op zichtrekeningen. De berekening daarvan is geen sinecure. Ook is een gedegen kennis vereist van de wisselwerking tussen het beslagrecht - dat zoals gezegd steeds meer een collectieve dimensie kent - en de echte collectieve procedures die de individuele tenuitvoerlegging kunnen doorkruisen, zoals de collectieve schuldenregeling, het faillissement, de vereffening en de gerechtelijke reorganisatie.
De techniciteit komt ook naar boven in een aantal bijzondere rechtsplegingen, zoals het beslag inzake namaak, scheepsbeslagen of bepaalde onroerende procedures.”
In het voorwoord van het Beslagzakboekje geeft u aan dat een fout of een misinterpretatie grote gevolgen kan hebben. Kunt u dat even toelichten?
Sorgeloos: “Het beslag- en executierecht is bezaaid met allerlei valkuilen, wolfijzers en schietgeweren. Tegenover de schuldeiser is de gerechtsdeurwaarder contractueel aansprakelijk en tegenover de beslagene en derden is hij buitencontractueel aansprakelijk.
Een maatregel van gedwongen tenuitvoerlegging, zoals een uitvoerend beslag op roerende goederen, die genomen en betekend wordt in naam van een schuldeiser die op het ogenblik van betekening in rechte niet meer bestaat, kan bijvoorbeeld onmogelijk rechtsgevolgen teweegbrengen. Dit basisprincipe van het beslag- en executierecht behoort tot de openbare orde. We kunnen ons de vraag stellen tot wiens verantwoordelijkheid deze controle behoort en of er sprake is van een permanente controleplicht? Bij de opstart van een invorderingsdossier wordt er van iedere normaal zorgvuldige gerechtsdeurwaarder verwacht dat hij overgaat tot een identificatie van zowel de beslagene als van de schuldeiser. De Gentse beslagrechter oordeelde recent echter dat er voor de optredende gerechtsdeurwaarder vanzelfsprekend geen verplichting bestaat om na deze opstart bij elke daaropvolgende daad van tenuitvoerlegging, zoals bijvoorbeeld de betekening van een bevel tot betalen of een uitvoerend beslag op roerende goederen, te controleren of zijn opdrachtgever intussen zelf nog wel bestaat en bijvoorbeeld niet gefusioneerd of opgeslorpt zou zijn. Deze verantwoordelijkheid tot kennisgeving rust op de opdrachtgevende partij en natuurlijk ook op haar advocaat.
Zoals Liselotte Dupont in een recente bijdrage in het Nieuw Juridisch Weekblad toelicht, is de invordering van dwangsommen gemakkelijker gezegd dan gedaan. Zij stelt terecht dat wie de beginselen betreffende de invordering van dwangsommen uit het oog verliest, het risico loopt om een ogenschijnlijk voor de hand liggende invordering van verbeurde dwangsommen te missen.
Zijn er nog lacunes in de huidige wetgeving?
Sorgeloos: “In de rechtsleer is er al vaak op gewezen dat er sinds de invoering van het Gerechtelijk Wetboek in 1967 geen grote hervormingen inzake het beslagrecht zijn doorgevoerd. Daardoor is het beslagrecht onvoldoende aangepast aan de 21e eeuw. We vinden enerzijds vlot sui generis-regels terug voor bijvoorbeeld een beslag op tak- en wortelvaste vruchten, anderzijds blijft het vruchteloos zoeken naar een allesomvattende regeling voor beslag op aandelen. Joeri Vananroye en Bram Van Baelen stellen dan ook terecht dat ons beslagrecht nog steeds te veel gericht is op “boer en tuinder”.
Eenzelfde verhaal voor beslag op digitale goederen, denk aan e-books, software, digitale data of cryptomunten. Hoewel dit in principe mogelijk zou moeten zijn, is dit in de praktijk toch wel een pittige klus. Het is dus noodzakelijk om ook beslagregels uit te werken voor onlichamelijke goederen zodat we met zekerheid kunnen stellen dat bijvoorbeeld een beslag tot terugvordering effectief mogelijk is op onder meer intellectuele eigendomsrechten, domeinnamen of schuldvorderingen.