bouwrecht
Legal20 april, 2023

Het criterium van omgevingsvergunningsaanvragen

Auteur: Cédric MARTENS - Advocaat balie Brussel

Vrijwillig wetenschappelijk medewerker aan de Universiteit Antwerpen bij de onderzoeksgroep Overheid & Recht
Lees de volledige bijdrage op Jura
Inleiding

BGO is de afkorting voor “beleidsmatig gewenste ontwikkelingen”. Steden en gemeenten lijken het daarentegen vaak te interpreteren als een “bijzonder gemakkelijk ordeningsinstrument”. Advocaten omgevingsrecht zien het misschien eerder als een “bijzonder goede opbrengstenbron”. Critici zouden het concept dan weer als “bezwaarlijk goed overdacht” omschrijven. Er valt kortom wel wat te vertellen over dit al veelvuldig “bediscussieerd en gecompliceerd onderwerp”.

De decreetgever heeft zich voor wat betreft de benaming van het BGO-concept naar alle waarschijnlijkheid laten leiden door de draagwijdte die eraan toekomt.

Vergunningverlenende overheden kunnen BGO’s inderdaad opstellen en meenemen om in hun vergunningenbeleid een ontwikkeling na te streven die zij beleidsmatig gezien gewenst achten.

Als beoordelingsgrond voor vergunningsaanvragen situeren BGO’s zich dan ook in het opportuniteitsluik, dat is de toets aan de goede ruimtelijke ordening (hierna: GRO). Alvorens een vergunningverlenende overheid zich kan verlaten op een BGO, dient te worden nagegaan of het aangevraagde beantwoordt aan de legaliteitsvereisten. Dat is de systematiek die voortvloeit uit artikel 4.3.1 VCRO. De toets aan de stedenbouwkundige voorschriften en verkavelingsvoorschriften, de VCRO, uitvoeringsbesluiten, sectorwetgeving, watertoets, voorlopig vastgestelde rooiplannen, … primeert.

Flexibiliteit versus rechtszekerheid

Deze hiërarchie heeft in de praktijk aanleiding gegeven tot behoorlijk wat moeilijkheden. De laatste jaren hebben heel wat (lokale) besturen BGO’s namelijk aangewend als (quasi-)verordenende standaard. Zowel de Raad voor Vergunningsbetwistingen als de Raad van State stellen in hun rechtspraak scherp dat deze praktijk onwettig is. Met een BGO kan men geen bestemmingswijzigingen doorvoeren.

Aan deze onwettige praktijk ligt wellicht een tegenstelling ten grondslag die zo oud is als het ruimtelijk bestuursrecht zelf: flexibiliteit versus rechtszekerheid.

In de immer evoluerende samenleving is het van groot belang dat (lokale) besturen niet alleen snel, maar ook doortastend en efficiënt kunnen inspelen op nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen. Zulk optreden veronderstelt een zekere mate van flexibiliteit. Lokale besturen vinden die flexibiliteit in de BGO’s. Daartegenover staan immers de instrumeten aan de planningszijde. Deze verordenende instrumenten zijn decretaal verankerd en kennen ook een decretaal verankerde opmaakprocedure (met de nodige waarborgen).

Dat maakt dat zij het voordeel van de duidelijkheid en  rechtszekerheid hebben. Nadelen zijn evenwel dat de opmaak vaak erg veel tijd in beslag neemt en bovendien kostbaar is, dat ze mogelijk na een bepaald tijdsverloop achterhaald zijn en dat ze soms moeilijk toepasbaar zijn in specifieke situaties of te strikt zijn.

Legalworld

Legalworld Newsletter

Ontvang net als 7.500 andere experts maandelijks het meest recente nieuws en krachtige inzichten uit de juridische sector.
Back To Top